Emigratie en immigratie zijn bewegingen van alle tijden. De periodes waarin ze plaatsgrijpen worden veelal gekenmerkt door individueel leed en maatschappelijke onrust. Maar door de tijden heen hebben zij gezorgd voor een noodzakelijke culturele en wetenschappelijke kruisbestuiving zonder dewelke enige vooruitgang in denken en handelen onmogelijk is. Zo ook de exodus van Vlamingen, Brabanders en Walen (Zuid-Nederlanders) op het einde van de 16e eeuw.
In de 16e eeuw kende Europa een ongekende expansie. De Nieuwe Wereld (Noord- en Zuid-Amerika) en belangrijke delen van Azië werden ingelijfd door de toenmalige Europese grootmachten Spanje en Portugal, terwijl Duitsland, Frankrijk, Engeland en de Nederlanden zich klaarhielden in de coulissen. De rijkdom van de wereld bleef een strikt Europese aangelegenheid en haar commercie maakte de wereldhandel uit. Antwerpen was na Parijs de grootste stad in Europa benoorden de Alpen, een kwalificering die een eeuw voordien Gent ten deel was gevallen.
De macht van Spanje en Portugal werd in de tweede helft van de 16e eeuw evenwel ondergraven door godsdiensttwisten en schisma's -- calvinisten, lutheranen en wederdopers -- die de macht van de rooms-katholieke kerk, het bindmiddel bij uitstek voor de wereldhegemonie, ondermijnden en ten slotte braken gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648, inclusief de jaren van bestand). Met de Vrede van Utrecht (1648) verschuift het zwaartepunt van de politieke en de economische macht, evenals de culturele invloed, naar het noorden en breekt voor de Nederlanden de Gouden Eeuw aan, een verwezenlijking waar niet weinig vluchtelingen uit de katholieke Zuidelijke Nederlanden toe hebben bijgedragen.
In dit uitermate rijkelijk gedocumenteerd en in een boeiende en vlotte stijl geschreven historisch overzicht draagt historicus Gustaaf Asaert weliswaar geen nieuwe elementen of gezichtspunten aan, maar probeert een historische synthese te brengen die in de eerste plaats bedoeld is voor de in de geschiedenis geïnteresseerde leek.
Als chronologisch kader opteerde de auteur voor de periode 1521-1630. Het leven in onze gewesten in die tijd was tegelijk boeiend en roerig. Vlaanderen, Brabant en Namen maakten deel uit van een staatkundige constructie bekend onder de benaming Spaanse Nederlanden. De Nederlanden vormden immers geen eenheidsstaat, maar bleven een statenbond met gewesten die bestuurd werden door stadhouders (mannen van adel) zoals de graaf van Egmont en de prins van Oranje. Zij bleven evenwel onderdanen van de Spaanse kroon, die na de dood van Karel V in 1555 werd overgedragen op zijn zoon Filips II. De geloofsbreuk was dan al decennia in de maak, te beginnen in 1517, het jaar waarin Maarten Luther verzet aantekende bij de traditionele kerk. De inquisitie werd weldra het katholieke repressiemiddel bij uitstek en reeds in 1524 stierven de eerste ketters, martelaren van de reformatie, in Brussel op de brandstapel.
Repressie en bloedige vervolgingen ten spijt vonden de nieuwe leerstellingen grote bijval in de Nederlanden, een evolutie die samenviel met een drang naar meer autonomie en verzet tegen het centrale Spaanse gezag. De strijd tussen reformatie en contra-reformatie mondde uit in bloedige conflicten, zoals de Beeldenstorm (1566). Daarbij vernielden wederdopers heiligenbeelden in kerken en kloosters, wat zou leiden tot de komst van de gevreesde hertog van Alva, door de Spaanse kroon aangesteld als militair gouverneur van Antwerpen.
In 1585, een datum die gehandhaafd werd als het tijdstip van scheiding tussen Noord- en Zuid-Nederland, waren vele Vlaamse steden reeds bezweken voor de militaire overmacht en de diplomatie van Alexander Farnèse, hertog van Parma, neef en vertegenwoordiger van Filips II. Zijn beleg van Antwerpen, bewerkstelligd door het afsnijden van de Schelde d.m.v. een bootbrug, wurgde de economische levensader van de handelsstad. Marnix van St-Aldegonde, vertrouweling van Oranje en door deze aangesteld als buitenburgemeester en verdediger van Antwerpen, bleek niet opgewassen tegen de militaire overmacht. Resultaat was de overgave van Antwerpen, die een zware klap betekende voor de Opstand.
In de jaren die volgden kwam de uittocht van Zuid-Nederlanders pas goed op gang. Ook al onderkent de auteur meerdere emigratiegolven (1521-1540 / 1544-1550 / 1566-1576), toch is deze van 1583-1589 ongetwijfeld de grootste. In zowat alle Vlaamse, Brabantse en Waalse steden kwam een vluchtelingenstroom op gang zonder voorgaande. Vooral in Antwerpen spreekt het aantal emigranten tot de verbeelding. Telde de stad in 1566 nog ruim honderdduizend inwoners, dan werd het bevolkingsaantal in de loop van de jaren '80 van de 16e eeuw gehalveerd.
Gustaaf Asaert brengt deze vluchtelingenstroom in kaart. Hij toont niet alleen aan waar de meesten onder hen terechtkwamen, maar vertelt tevens wie ze waren; hoe de talloze wetenschappers, kunstenaars, nijveraars, bouwmeesters, theologen, militairen, handelaars, boekdrukkers en ondernemers carrière maakten in Noord-Nederlandse, Duitse en Engelse steden, maar ook in verre continenten als Amerika, Azië en Oceanië; en hoe zij er d.m.v. een doorgedreven assimilatie en inburgering in slaagden om hun stempel te drukken op het economische en geestelijke leven in 'den vreemde'.
Het is moeilijk bescheiden te blijven wanneer we via dit boek kennismaken met streekgenoten als Mercator, Hondius, Plancius (cartografen en aardrijkskundigen), Simon Stevin (Vlaamse natuuronderzoeker en wiskundige), de botanicus Dodoens (auteur van het wereldvermaarde Cruydet-boeck), kunstenaars als Frans Hals, Carel van Mander en Pieter Molijn, en ondernemers als Willem Usselincx (stichter van de West-Indische Compagnie (W.I.C) en promotor van de Zweedse Zuider-Compagnie), die in 1627 als zelfbewuste Antwerpenaar de loftrompet stak over zijn stadsgenoten: "Gij bezit rijkdommen, hebt gemak om met mensen om te gaan en brengt door Gods zegen den landen waar gij u vestigt steeds voorspoed. En wat daarbij speciaal de Nederlandsche gewesten betreft: die van Holland en Zeeland konden een zestig jaar geleden, eer wij exulanten de nering daar brachten nauwelijks hun dijken onderhouden... Laat men den vreemdelingen soms niet welgezind wezen, zeker is dan toch maar: dat zij alle negotiën en manufacturen in treyn gebracht hebben en dat de Nederlanden door hen slapende rijck zijn gheworden".
Het kan inderdaad niet worden ontkend dat in dit overzicht menig keer wordt verwezen naar de belangrijke invloed van de Vlamingen en Brabanders op het leven in de Nederlandse republiek. Op wetenschappelijk gebied behoorde de Vlaamse intelligentsia tot de meest vooraanstaande in het westelijk halfrond. Vlaamse bouwmeesters hadden een invloed op de Hollandse renaissance (vooral in Haarlem) en de Vlaamse schilderkunst bracht vernieuwing in technieken wat betreft marines, landschapswerken en stillevens. Handelaars voerden nieuwe technieken in inzake boekhouden en assurantie en zetten een wereldwijd handelsnetwerk op dat kan gelden als de voorafschaduwing van de hedendaagse economische globalisatie. In de toegepaste kunsten verwijst de auteur vooral naar de impact van de Vlaamse boekdrukkunst, de luxenijverheid (edelsmeden, diamantbewerken) en textielnijverheid. Dat dit alles het leven in de Republiek en in de andere landen een impuls heeft gegeven die zich uitstrekte naar alle terreinen van het openbaar leven, wordt in dit werk overzichtelijk maar tevens in detail aangetoond.
Nochtans waarschuwt Asaert in zijn epiloog dat een nationalistisch triomfalisme niet thuishoort in de moderne geschiedschrijving. In het verleden heeft dit soort chauvinisme al te zeer gefungeerd als spreekbuis voor imperialisme en kolonialisme. Het ligt dan ook zeker niet in de bedoeling van de schrijver om aan te tonen dat Vlamingen en Brabanders eind 16e, begin 17e eeuw de rest van Europa de beschaving zouden hebben bijgebracht. 1585 leert ons integendeel dat het vertrek van talloze streekgenoten onze volksgemeenschap zeer ingrijpend heeft getekend, zowel in negatieve als in positieve zin.
Het is dan ook erg toepasselijk dat het boek sluit met de keerzijde van de medaille, waarin we vernemen dat de vluchtelingenstroom vaak het onbehagen van autochtonen opwekte, dat xenofobische reacties niet uitbleven en dat zowel de cultuurschok als de vrees voor overbevolking en voedsel- en huisvestingsproblemen, aan de basis lagen van fricties en vijandigheid. Zo nodigt dit boek ook uit tot nadenken over hedendaagse problemen die, hoe vreemd het ook mag klinken, vaak menig raakpunt vertonen met die in de 16e eeuw. [Staf Schoeters]
Verberg tekst